Vandaag bracht ik mijn nieuwbakken brugklasser naar school. Het waaide wel erg hard en ik moest toch boodschappen doen. Dus, fiets op de fietsdrager en gaan. Bij school aangekomen zette ik haar af. Ze zei me nauwelijks gedag, zwaaide nog net, want het is natuurlijk niet cool om uitgebreid naar je moeder te gaan staan zwaaien. Ik zag haar tussen al die grote kinderen, ze zette haar fiets in het rek tussen wel honderden andere fietsen. Haar grote broer, die nu in de derde zit, had haar al gewaarschuwd. Let goed op waar je je fiets neerzet, anders kan je hem ’s middags niet meer terug vinden.
Ik keek haar nog even na, maar niet lang want het was druk in de straat, groepjes en groepen fietsers kwamen van alle kanten. Grote en wat kleinere jongeren. Ik laveerde er voorzichtig tussendoor op weg naar de supermarkt. Na het parkeren van mijn auto liep ik naar binnen. En daar trof het mij, ik alleen in de supermarkt. Hoe vaak was ik hier niet geweest met 1 of 2 kleine kinderen? Het afgelopen jaar nog deed ik vaak met mijn dochter boodschappen. Maar dat laat haar rooster nu niet meer toe. Dus moest ik alleen. Ik zag een andere moeder met een klein jongetje. En de tranen prikten achter mijn oogleden. Ik zag mijn kindertjes weer even. Eerst in de kar in het stoeltje. Met zo’n dikke broek van de luier. En ondertussen ritselen en spelen met een verpakking van het een of ander. En later met hun eigen karretje door de winkel, met hun eigen boodschapjes. Zo trots als een pauw. Zelf een groente uitzoeken, deze samen afwegen, en dat ze er net niet bij kunnen. Dat je ze op moet tillen om op het knopje van de bon te drukken. Om de beurt een sticker plakken. En dat trotse gezichtje als ze groot genoeg waren geworden om er met wat kunst en klimwerk zelf bij te kunnen.
Gebabbel over van alles en nog wat, wat je soms niet en soms wel verstaat. Maar dat maakt niet uit. Ze voelen zich toch gehoord als je reageert met je stem. Hij met die kleine krulletjes en zij met van die kleine staartjes in een schattig jurkje met bloemetjes. En zo’n plakhandje die jouw hand vastpakt, een gezichtje wat je in aanbidding aankijkt alsof je de belangrijkste persoon op aarde bent. (En was je toen natuurlijk ook..)
Ik denk aan hoe het thuis was, kinderspeelgoed op de grond en in de vensterbank. Samen een kinderprogramma kijken op tv. Bruine beer in het blauwe huis, het zandkasteel, Pippi Langkous. En samen meezingen. Ik sta bijna te janken in de supermarkt. De weemoed treft mij als een mokerslag. Vroeger zeiden mensen het altijd tegen me. “Kind, geniet er maar van, want ze zijn groot voor je het weet”, Nou, dacht ik dan wel eens na een doorwaakte nacht, als dat eens zou kunnen… Maar het is waar. Ze zijn zomaar groot. Een klein traantje dringt zich op in mijn ooghoek. Ik haal diep adem, knipper met mijn ogen en hoop dat niemand het ziet. Bedenk hoe trots ik ben op mijn pubers en hoe goed het met ze gaat. Het helpt… een beetje. Dan zie ik een moeder die worstelt met haar peuter die steeds precies iets wil wat zij niet wil. Ik zie haar vermoeide gezicht en ik denk, oh, ja.. Dat was er ook…